Medicijnen bij hartfalen
Hartfalen is een chronische aandoening die langzaam verergert, doordat de pompfunctie van het hart afneemt. De behandeling van hartfalen is gericht op het verminderen van de klachten. En, zo mogelijk, op het wegnemen van de oorzaak van het hartfalen. Bijvoorbeeld door een slecht werkende hartklep te vervangen of door hartritmestoornissen te behandelen. De oorzaak wegnemen is vaak niet mogelijk.
Bent u huisarts of praktijkmanger?
Benieuwd hoe hybride zorg uw praktijk of post kan ondersteunen?
In de whitepaper leest u alles over de mogelijkheden van hybride zorg.
De behandeling van hartfalen
De volgende behandelingen kunnen helpen bij hartfalen.
- Veranderingen in de leefstijl.
- Behandeling met medicijnen.
- Revalidatie.
- Implanteren van een pacemaker of ICD.
- Een hartoperatie.
Waarom zijn medicijnen belangrijk bij hartfalen?
Medicijnen zijn een belangrijk onderdeel van de behandeling van hartfalen. Ze kunnen hartfalen niet genezen. Wel kunnen ze een groot effect hebben op de kwaliteit van leven. Het is daarom belangrijk dat de medicijnen nauwkeurig, volgens voorschrift, worden ingenomen.
De behandeling met medicijnen kan worden onderverdeeld in:
- onderhoudsbehandeling.
- medicatie bij plotse verslechtering.
Onderhoudsbehandeling
Bij onderhoudsbehandeling gaat het om de medicijnen die iemand dagelijks moet innemen. Mensen met hartfalen krijgen meestal veel medicijnen voorgeschreven, die op verschillende tijden worden ingenomen. Het is belangrijk om hierbij regelmaat in te bouwen. Zo wordt het innemen van medicatie een vaste gewoonte. Het is onverstandig om zonder overleg met de behandelaar te stoppen met het innemen van medicijnen. Bijvoorbeeld omdat de klachten weg zijn.
Doelen van de onderhoudsbehandeling met medicijnen:
- Verminderen van klachten.
- Verbeteren van het dagelijkse functioneren.
- Voorkomen van acute verslechtering en ziekenhuisopnames.
- Vertragen van de achteruitgang.
- Voorkomen of uitstellen van overlijden.
Medicatie bij plotse verslechtering
Ondanks behandeling kan hartfalen plots verslechteren. Dit wordt acuut hartfalen genoemd. Dit kan optreden als de patiënt koorts krijgt. Of als hij zijn medicijnen niet goed heeft ingenomen. Als hartfalen plots verergert, krijgt de patiënt het heel benauwd. Op zo’n moment moet bestrijden van deze benauwdheid de grootste prioriteit krijgen.
De belangrijkste pijlers van de behandeling zijn het toedienen van zuurstof en medicijnen die vocht afvoeren (plastabletten). Vaak worden deze niet als tablet gegeven, maar spuit de arts deze rechtstreeks in een bloedvat. Zo werken ze veel sneller.
Daarnaast kan de arts een lage dosis morfine toedienen. Dit vermindert niet alleen de benauwdheid, maar werkt ook gunstig op de hartfunctie. Als de bloeddruk hoog is, worden medicijnen gegeven die deze verlagen.
Veel gebruikte medicatie bij hartfalen
In grote lijnen berust de werking van medicijnen bij hartfalen op de volgende principes:
- Afvoeren van overtollig vocht.
- Verlagen van de bloeddruk.
- Zorgen voor een regelmatige, rustige hartslag.
- Verwijden van de bloedvaten.
- Verminderen van bloedstolselvorming (trombose).
De standaardbehandeling bestaat uit plastabletten en ACE-remmers. Daarnaast kunnen ook andere medicijnen worden toegevoegd. Dat hangt af van de ernst van het hartfalen, bijkomende aandoeningen en de leeftijd van de patiënt.
Plastabletten
Furosemide en bumetanide zijn veelgebruikte plastabletten bij hartfalen. Zij zorgen ervoor dat overtollig vocht wordt afgevoerd. Hierdoor wordt ophoping van vocht in de voeten, enkels, benen, buik en longen verminderd of voorkomen.
Een belangrijke bijwerking van plastabletten is uitdroging. Zoals een droge mond, weinig plassen, duizeligheid, dorst, sufheid of verwardheid. Het is belangrijk dat hartfalenpatiënten hier extra alert op zijn, bijvoorbeeld op dagen met warm weer. Daarnaast kunnen patiënten last krijgen van kaliumtekort met bijbehorende spierkrampen, huiduitslag, jicht, ongewild urineverlies en oorsuizen.
Kaliumsparende plastabletten
Spironolacton en triamtereen worden toegediend wanneer de andere plastabletten een kaliumtekort hebben veroorzaakt. Ook de kaliumsparende plastabletten zorgen ervoor dat overtollig vocht wordt uitgescheiden. Daarnaast zorgen ze ervoor dat de nieren kalium vasthouden.
Bijwerkingen zijn hoofdpijn, misselijkheid, buikkrampen en diarree. Spironolacton kan bij vrouwen pijnlijke borsten, verlaging van de stem, overmatige haargroei, onregelmatige menstruatie en zweten veroorzaken. Mannen kunnen door dit middel gezwollen tepels en erectiestoornissen krijgen. Daarnaast kan het kaliumgehalte in het bloed te hoog worden. Zeker als deze middelen gecombineerd worden met de ACE-remmers.
ACE-remmers
Er zijn veel verschillende soorten ACE-remmers. Captopril, enalapril, lisinopril en perindopril zijn voorbeelden van veel gebruikte middelen. Deze medicijnen verwijden de bloedvaten (waardoor de bloeddruk daalt) en zorgen dat het hart beter pompt. Het kan enige tijd duren voordat patiënten merken dat de medicijnen werken. Vaak wordt met een lage dosis begonnen en wordt de hoeveelheid medicijnen langzaam verhoogd.
Bijwerkingen van ACE-remmers: prikkelhoest, misselijkheid en daling van de bloeddruk, met duizeligheid of valpartijen als gevolg (vooral in combinatie met plastabletten). En daarnaast allergische reacties en zwelling (oedeem) van gezicht, lippen, keel of tong, en een te hoog kaliumgehalte in het bloed.
Bètablokkers
Ook van dit middel zijn verschillende soorten op de markt. Bij hartfalen worden vaak metoprolol, bisoprolol of carvedilol voorgeschreven. Deze middelen vertragen de hartslag. Daardoor kan het hart zich beter met bloed vullen en efficiënter pompen. Het hart heeft minder zuurstof nodig en de doorstroming van de kransslagaders wordt verbeterd. Bètablokkers werken bloeddrukverlagend en onderdrukken ook de schadelijke invloed van stresshormonen op het hart.
Bijwerkingen zijn duizeligheid, onrustig slapen, koude handen en voeten, en vermoeidheid. Bij sommige astmapatiënten kan de astma verslechteren. Vrouwen kunnen last krijgen van vaginale droogheid en mannen van erectieproblemen.
Digoxine
Digoxine is een middel dat de pompkracht van het hart versterkt. Het vertraagt de hartslag, vooral bij een snelle of onregelmatige hartslag (boezemfibrilleren). Daardoor kan het hart zich beter met bloed vullen en kan het krachtiger pompen.
Bij dit middel is de juiste dosering erg belangrijk. Er mag niet te weinig worden gebruikt, maar zeker ook niet te veel. Met name als de nieren minder goed werken, is het risico op een vergiftiging aanwezig. De hoeveelheid medicijnen in het bloed kan door middel van bloedonderzoek gecontroleerd worden.
Bijwerkingen zijn: misselijkheid, slechte eetlust, huiduitslag en verwardheid. En daarnaast een depressief gevoel, wazig of gele verkleuringen zien en een te langzame hartslag. De kans op bijwerkingen is het grootst bij een (te) hoge dosering.
Nitraten
Deze middelen kunnen in de vorm van tabletten of pleisters gebruikt worden. Isosorbidedinitraat, isosorbidemononitraat, nitroglycerine zijn middelen uit deze groep. Ze verwijden de bloedvaten (waardoor de bloeddruk daalt) en verminderen de stuwing in de longen. Hierdoor wordt het hart ontlast. Deze medicijnen worden ook voorgeschreven bij mensen die last hebben van pijn op de borst (angina pectoris).
Bijwerkingen zijn duizeligheid, hoofdpijn, snelle polsslag, blozen, misselijkheid, rusteloosheid en lage bloeddruk.
Angiotensine II-blokkers
De werking van angiotensine II-blokkers lijkt op die van de ACE-remmers. Voorbeelden van angiotensine II-blokkers zijn losartan en valsartan. Het zijn vaatverwijders die zorgen dat de bloeddruk daalt en het hart het bloed makkelijker weg kan pompen.
Er wordt nog veel onderzoek gedaan naar hoe goed deze middelen kunnen helpen bij de behandeling van hoge bloeddruk en hartfalen. Angiotensine II-blokkers kunnen geschikt zijn voor patiënten die ACE-remmers vanwege de bijwerkingen niet kunnen verdragen.
Bijwerkingen van angiotensine II-blokkers zijn duizeligheid, huiduitslag, allergische reacties en zwelling (oedeem) van gezicht, lippen, keel of tong.
Middelen tegen stolselvorming
Er zijn twee soorten middelen tegen stolselvorming: de echte antistollingsmiddelen en de plaatjesremmers.
Antistollingsmiddelen
Acenocoumarol (Sintrom®) en fenprocoumon (Marcoumar®) remmen bloedstollingseiwitten. Zo voorkomen ze de vorming van bloedstolsels (trombose). Mensen die deze middelen gebruiken, staan onder controle van de trombosedienst.
Bijwerkingen zijn een verhoogde kans op bloedingen en misselijkheid.
Plaatjesremmers
Acetylsalicylzuur en carbasalaatcalcium zorgen ervoor dat de bloedplaatjes in het bloed minder snel samenklonteren. Ook hierdoor treedt minder snel stolling op. Dit effect is echter minder sterk dan het effect van Sintrom® en Marcoumar®. Controle door de trombosedienst is niet nodig.
Mogelijke bijwerkingen zijn maagklachten, diarree, verhoogde kans op bloedingen en allergische reacties.
Hoewel het geen direct effect op hartfalen heeft, wordt bij hartfalen ook vaak een cholesterolverlagend middel voorgeschreven.
Tips voor medicijngebruik
- Maak een lijst van medicijnen die dagelijks worden gebruikt. Hiervoor kan een medicijnpaspoort worden gebruikt. Ook kan in de apotheek worden gevraagd of zij een medicijnkaart in willen vullen.
- Neem de medicijnen op vaste tijden in.
- Gebruik een medicijnverdeeldoosje. Deze zijn bij de apotheek te koop. Hiermee is het makkelijker de juiste medicijnen op de juiste tijd in te nemen.
- De apotheek kan de medicijnen in sommige gevallen ook in speciale medicatierollen verpakken. Deze zogenoemde Baxterrollen bestaan uit kleine zakjes die te vergelijken zijn met de vakjes van een medicijnverdeeldoos. Een zakje bevat alle medicijnen die op een bepaald moment ingenomen moet worden.
- Via de apotheek zijn alarmsystemen verkrijgbaar die waarschuwen dat het tijd is om een pil te nemen. Ook zijn er applicaties voor op de mobiele telefoon die een waarschuwing af kunnen geven.
- Neem de medicijnlijst altijd mee bij een bezoek aan een arts.
- Sommige patiënten hebben moeite met verpakkingen of met het innemen van de pillen. De arts of apotheker kan dan aangeven of er alternatieven zijn, bijvoorbeeld pleisters, poeders of drankjes.
- Als een patiënt vermoedt dat hij last heeft van bijwerkingen van een medicijn, mag hij nooit zelf de medicijninname stoppen of verminderen. Hij moet hiervoor altijd met de behandelaar overleggen.
- Als een patiënt vergeten is om zijn medicijnen in te nemen, kan hij dat soms later inhalen. Als het gaat om een medicijn dat de patiënt één keer per dag gebruikt, dan mag hij de tablet wat later innemen. Maar als het medicijn bijvoorbeeld drie keer per dag wordt gebruikt, dan mag hij de vergeten tablet niet gelijk met de volgende dosis innemen. De patiënt kan dan beter dit medicijn een keer overslaan.
- Lees altijd de bijsluiter van de medicijnen die worden gebruikt.
Meer informatie
Informatie van de Hartstichting
www.hartstichting.nl/hart_en_vaten/hartziekten/hartfalen/