Levensfasen - Peuter
De peuterfase is de levensfase van het eerste tot en met het derde jaar. Deze fase wordt gekenmerkt door beginnende onafhankelijkheid wanneer kinderen leren lopen en praten, gaan experimenteren en kennis verzamelen over de wereld om hen heen. Peuters zijn sterk gehecht aan de ouders of verzorgers die hen liefde, veiligheid en goedkeuring geven. Het is de rol van de ouders of verzorgers om het kind in deze periode een veilige en tegelijkertijd stimulerende omgeving te bieden, waarin het kind zich naar behoren kan ontwikkelen.
Het belangrijkste kenmerk van de peuterfase is de ontwikkeling van onafhankelijkheid en zelfbeheersing. Een peuter wordt in deze periode vaardiger op het gebied van grove motoriek, en leert lopen, hardlopen en klimmen. Ook zijn fijne motoriek verbetert, en het kind leert zich aankleden, omgaan met speelgoed en het vasthouden van kleurpotloden. De communicatieve vaardigheden gaan vooruit: een peuter leert beter communiceren met woorden, oogcontact, gebaren en symbolisch spel. Ook wordt het kind zich er in deze fase van bewust dat het een jongen of een meisje is; dit wordt genderidentiteit genoemd. Andere belangrijke kenmerken van de peuterfase zijn driftbuien, een zich ontwikkelende zindelijkheid en het ontstaan van angsten.
Bent u huisarts of praktijkmanger?
Benieuwd hoe hybride zorg uw praktijk of post kan ondersteunen?
In de whitepaper leest u alles over de mogelijkheden van hybride zorg.
Motorische ontwikkeling
De motorische ontwikkeling komt in het tweede levensjaar in een stroomversnelling. De belangrijkste ontwikkeling is dat een kind leert lopen. Sommige peuters leren rond hun eerste jaar lopen, maar de meeste kinderen beginnen daar rond de vijftien maanden mee. Het vermogen om te lopen geeft het kind meer onafhankelijkheid en maakt allerlei zaken veel toegankelijker. Peuters leren vervolgens hardlopen, op de tenen staan, schoppen en traplopen met enige hulp. De fijne motoriek wordt onder meer ontwikkeld door blokkentorens te bouwen, deksels te openen en te sluiten, een potlood of pen in de schrijfhouding vast te houden en bladzijden een voor een om te slaan.
Verstandelijke ontwikkeling
De onafhankelijkheid van een peuter en zijn drang tot onderzoeken en experimenteren, leggen de basis voor vooruitgang in zijn verstandelijke ontwikkeling. Peuters verwerven hierdoor steeds meer kennis over hoe de wereld in elkaar zit en wat de verschillende kenmerken zijn van de objecten die ze tegenkomen. Ze beginnen te begrijpen hoe hun lichaam zich verhoudt tot objecten: ze leren wat binnen en buiten is, in en uit, op en neer, en leren inzien of ze door ruimtes heen kunnen zonder vast te komen zitten. Een peuter verwerft objectpermanentie - dit betekent dat hij begrijpt dat ook dingen die hij niet ziet er tóch zijn - en begint zijn geheugen te ontwikkelen. Hij is nu in staat om zich in zijn hoofd een beeld te vormen van een voorwerp, ook al is dit niet aanwezig. Hij kan zich hierbij alle kenmerken van het voorwerp voor de geest halen, bijvoorbeeld de structuur, omvang, vorm, geluid en misschien zelfs de geur. Dankzij deze geheugenbeelden kunnen peuters zich het verleden herinneren en zijn in staat voorwerpen en mensen te herkennen die ze eerder hebben gezien. Daarnaast gaan ze zichzelf herkennen op foto's, in spiegels en op filmbeelden; dit is een signaal dat het zelfbewustzijn zich ontwikkelt.
Op het moment dat peuters zich dagelijkse gebeurtenissen en gedrag kunnen herinneren, gaan ze volwassenen imiteren en zeggen ze bijvoorbeeld ‘hallo’ door een speelgoedtelefoon. Dit type symbolisch spel waarbij peuters ‘doen alsof’ helpt bij het aanleren van sociaal gedrag, het verbeteren van de verbeelding en het ontwikkelen van de taal. Daarnaast laten ze zien, door dingen met elkaar te combineren, dat ze begrijpen hoe deze dingen worden gebruikt en hoe ze functioneren, zoals een lepel en een kom, of een pen en papier. Peuters leren ook wat fantasiespel is: bijvoorbeeld een voorwerp gebruiken als vervanging voor een ander voorwerp, zoals een blok als vliegtuig of telefoon. Met dergelijk spel beelden ze dagelijkse gezinsroutines uit of vaak terugkerende ervaringen.
Peuters krijgen een steeds beter begrip van de dagelijkse routines en hoe dingen worden gedaan. Zo gaan ze voorwerpen indelen op basis van overeenkomsten en verschillen, en leren ze bijvoorbeeld dat ze zich moeten aankleden voordat ze naar buiten gaan.
Het denken van peuters is onrijp, heeft een beperkte logica en is gebonden aan het heden. Peuters denken uitsluitend over zichzelf en zijn alleen gericht op zichzelf. Dit wordt egocentrisch denken genoemd. Peuters zijn nog niet in staat vanuit het perspectief van iemand anders te denken. Zo vinden ze het vaak moeilijk hun speelgoed met andere kinderen te delen, omdat ze niet begrijpen dat die het ook leuk vinden om ermee te spelen. Peuters willen ook alles op hun eigen manier doen, en realiseren zich niet dat anderen het misschien anders zouden willen doen. Ze willen in het middelpunt van de belangstelling staan en gaan ervan uit dat de mensen om hen heen begrijpen wat ze bedoelen en alles weten wat zij weten.
Peuters begrijpen niet dat gebeurtenissen niet op zichzelf staan maar deel uitmaken van een reeks gebeurtenissen, en dat alles een begin en een einde heeft. Peuters kunnen niet terugdenken aan het beginstadium van een actie. Wanneer ze vragen moeten beantwoorden over een handeling die ze hebben uitgevoerd, kunnen ze niet in omgekeerde volgorde terugdenken. Daarnaast kunnen peuters een reeks handelingen niet als één actie zien, ze zien de verschillende handelingen als op zichzelf staand. En als peuters tijdens een wandeling bijvoorbeeld een paar verschillende koeien tegenkomen, is het voor hen moeilijk te begrijpen dat het telkens om een andere koe gaat. In hun beleving is het telkens dezelfde koe.
Ontwikkeling van taal en communicatie
De taalontwikkeling verloopt snel bij peuters. Zo vindt een peuter het erg leuk dingen te benoemen en andere mensen dingen te laten benoemen. Naarmate de taalontwikkeling vordert, ontwikkelen zich ook de communicatieve vaardigheden. Jonge peuters hebben vaak nog moeite met duidelijk communiceren via alleen woorden. Zo kunnen ze twee of drie woorden aaneenrijgen om hun wensen of gedachten uit te drukken, terwijl ze misschien niet de betekenis kennen van alle woorden die ze gebruiken. Vaak communiceert een peuter ook door middel van gebaren, zoals wijzen, voorwerpen laten zien en dingen aanbieden aan ouders en anderen. Een oudere peuter is vaak in staat in te schatten wat anderen weten of wellicht niet weten. Ze stellen vaak vragen aan volwassenen, vereenvoudigen hun taalgebruik wanneer ze tegen jongere kinderen praten en jengelen vaker in aanwezigheid van vertrouwde personen dan bij vreemden. Met de ontwikkeling van het zelfbewustzijn gaat de peuter persoonlijke voornaamwoorden, zoals ik, mij en mijn, gebruiken.
Sociale en emotionele ontwikkeling
In hun pogingen om steeds onafhankelijker te worden, hebben peuters voortdurend conflicten met hun ouders of verzorgers. Deze zullen merken dat ze steeds meer grenzen moeten gaan stellen. Daarom staat deze periode ook wel bekend als de ‘peuterpuberteit’. Door hun enthousiasme en openheid hebben peuters een grotere kans in gevaarlijke situaties terecht te komen, zodat er goed op ze gepast moet worden om hun veiligheid te waarborgen.
Peuters zijn erg gehecht aan hun ouders of verzorgers. Ze eisen exclusieve affectie en genegenheid van hen en proberen ze te betrekken bij hun ‘doen-alsof-spelletjes’. Peuters kunnen last krijgen van scheidingsangst wanneer ze zich bewust worden van het gescheiden zijn van de ouders of verzorgers en hun machteloosheid in dat opzicht. Dit kan leiden tot frustratie en emotionele verwarring wanneer de ouder of verzorger weggaat. Sommige peuters raken gehecht aan voorwerpen, zoals knuffels, en nemen daar hun toevlucht toe bij afwezigheid van hun ouders of verzorgers. De ontwikkeling van angsten, zoals bang zijn in het donker, komt veel voor in deze periode.
Peuters leren samenspelen met leeftijdgenootjes, hoewel ze nog steeds op zichzelf gericht zijn in hun spel. Desondanks lijkt een peuter van achttien maanden wel in staat empathie te tonen aan een overstuur leeftijdgenootje door speelgoed aan te bieden of gewenst speelgoed terug te geven. Peuters zijn er daarnaast goed in om het gedrag van ouders of verzorgers te observeren en te imiteren. Dit doen ze voortdurend, of ze de aard van het gedrag nu begrijpen of niet.
Peuters zijn in hoge mate op zichzelf gericht en kunnen gedrag vertonen als driftbuien, bijten of slaan. Ze kunnen in een kort tijdsbestek emoties als blijdschap, verdriet en woede doorlopen. Driftbuien komen bij veel peuters voor, een klein aantal peuters vertoont daarnaast grote aanhankelijkheid of veel jengelgedrag. Wanneer een peuter eenmaal de leeftijd van drie jaar bereikt, beschikt hij over meer zelfcontrole en zelfbewustzijn.
Het punt waarop een peuter zichzelf als een individu beschouwt, vormt een belangrijke mijlpaal in de emotionele ontwikkeling. Dit is namelijk de eerste stap in de richting van de ontwikkeling van een geweten en moraal.
Peuters realiseren zich dat mensen verwachtingen aan hen stellen en dat ze daaraan moeten voldoen. In de loop van de peuterfase komen dan ook emoties bovendrijven als schaamte, verlegenheid, trots, schuldgevoel, en zelfs jaloezie.
Factoren die de ontwikkeling van een peuter beïnvloeden
Bij de ontwikkeling van een peuter spelen zowel erfelijke factoren (nature) als factoren uit de omgeving (nurture) een rol. De opvoeding is een van de voornaamste factoren die de ontwikkeling van een peuter beïnvloedt. Peuters moeten de ruimte krijgen, ook om te mogen leren van hun fouten. Ze krijgen het meeste zelfvertrouwen wanneer ze alleen worden geholpen als iets werkelijk boven hun kunnen liggen. Opvoeders moeten standvastig zijn in het aangeven van grenzen en aanvaardbaar gedrag. Het kan soms lastig zijn een evenwicht te vinden tussen toegeeflijkheid en straf, maar met adequate zorg en een stabiele gezinssituatie zal het kind zich kunnen ontwikkelen tot een gewetensvol en zelfverzekerd jong mens.
Peuters vechten om de exclusieve aandacht en liefde van hun ouders of verzorgers, zeker in de aanwezigheid van broertjes of zusjes. Wanneer niet juist op deze behoeften wordt ingespeeld, kunnen ze op latere leeftijd in relaties met vrienden of geliefden jaloers worden en concurrentiegevoelens ontwikkelen.
Inadequate zorg, zoals een autoritaire of liefdeloze opvoeding, heeft meestal een schadelijk effect op een opgroeiend kind. Het kan onder meer leiden tot een laag gevoel van eigenwaarde, moeilijkheden met het aangaan van relaties en tot psychische problemen. Dit geldt ook voor kinderen die opgroeien in een instabiele gezinssituatie, bijvoorbeeld door kindermishandeling of drugs- en alcoholmisbruik door de ouders of verzorgers.
Meer informatie
Informatie over levensfasen
http://nl.wikipedia.org/wiki/Levensfase
Informatie over de ontwikkeling van een peuter
http://nl.wikipedia.org/wiki/Peuter
Informatie van het Nederlands Jeugdinstituut
http://www.nji.nl