Waternier (hydronefrose)
Een aantal afwijkingen in de nieren en de urinewegen kunnen leiden tot hydronefrose. Hydronefrose (ook waternier of nierstuwing genoemd) is het opzwellen van een nier door ophoping van urine. Een opgezwollen, gestuwde urineleider wordt hydro-ureter genoemd. Bij unilaterale hydronefrose is één nier aangedaan, bij bilaterale hydronefrose gaat het om beide nieren.
Bent u huisarts of praktijkmanger?
Benieuwd hoe hybride zorg uw praktijk of post kan ondersteunen?
In de whitepaper leest u alles over de mogelijkheden van hybride zorg.
Oorzaken
Hydronefrose wordt vaak veroorzaakt door een verstopping van de urinewegen. Normaal gesproken wordt de urine die in de nier gevormd wordt opgeslagen in het nierbekken en dan via de urineleider naar de blaas afgevoerd. Vanuit de blaas vloeit de urine via de urinebuis naar buiten tijdens het plassen. Oorzaken voor verstopping van de urinewegen zijn onder andere:
- stenen in de nieren en de urinewegen;
- tumoren in de nieren en de urinewegen;
- het dichtgedrukt worden van de urineleider van buitenaf;
- afsluiting van de blaas;
- infecties;
- aangeboren afwijking.
Verschijnselen
In het begin van een verstopping reageert de blaasspier door extra gevoelig te worden. Patiënten ervaren een dwingende aandrang urine te lozen, vaak met korte tussenpozen of ze verliezen de controle over sluitspier van de blaas (incontinentie). Algemene verschijnselen van verstopping in de urinewegen zijn verminderde urinelozing en een minder krachtige urinestraal. Soms hebben patiënten moeite de urinelozing op gang te brengen of zij hebben na het plassen het gevoel dat de blaas niet helemaal is geleegd. Tijdens het plassen hebben patiënten dikwijls last van een branderig gevoel en pijn. De urine ruikt vaak sterk en ziet er troebel uit. Ook kan er bloed in de urine zitten.
Hydronefrose gaat vaak gepaard met een heel geleidelijk opkomende, doffe pijn in de lendenen. De pijn gaat dikwijls gepaard met een onaangenaam drukkend gevoel dat verergert bij overmatig veel drinken. Ook kunnen plotselinge aanvallen van buik- en lendenpijn optreden (nierkoliek). Een ander symptoom is dat de onderrug gezwollen is na een acute aanval van lendenpijn. Een paar uur later wordt een grote hoeveelheid urine geloosd, waarna de pijn en de zwelling verdwijnen. De urinewegen kunnen herhaaldelijk ontsteken en bij de urine kan bloed zitten. Patiënten hebben hoge tot zeer hoge koorts hierbij. Kinderen willen soms niet drinken of eten. Daarnaast kunnen oudere kinderen en jongvolwassenen hypertensie (hoge bloeddruk) ontwikkelen.
Diagnose
De diagnose van wordt gesteld op grond van de symptomen en een lichamelijk onderzoek van de patiënt. Bij het lichamelijk onderzoek kan de arts soms door de buikwand heen voelen of een nier is vergroot. De diagnose van hydronefrose door pyelo-ureterale obstructie kan worden bevestigd met behulp van onderzoeken als echografie en intraveneuze pyelografie (IVP). Ook nucleair beeldvormend onderzoek helpt de verwijding van nierkelken en nierbekken aan het licht te brengen. Nucleair beeldvormend onderzoek heeft het voordeel niet-invasief te zijn en ook veilig te kunnen worden toegepast bij baby’s en kleine kinderen.
Behandeling
Bij lichte gevallen van hydronefrose is geen behandeling nodig. Door middel van echografieën moet echter geregeld worden gecontroleerd of de nier niet verder vergroot raakt. In ernstiger gevallen – als de hydronefrose toeneemt, er aanvallen van buikpijn optreden, zich een infectie ontwikkelt of als blijkt dat de nierfunctie steeds verder achteruit gaat , moet behandeling plaatsvinden.
Voordat dit gebeurt, is het echter vaak nodig de urine tijdelijk kunstmatig af te voeren om de nierfunctie in stand te houden, de verschijnselen te verlichten en infectie te voorkomen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een katheter, een dunne buis die via de urethra (urinebuis) in de blaas wordt ingebracht om de achtergebleven urine te laten afvloeien. Een dergelijke katheter kan ook onder echobegeleiding via de huid in de flank worden ingebracht tot in het nierbekken, om zo de gevormde urine af te voeren (suprapubische katheter).
De verdere behandeling is afhankelijk van de oorzaak. Bij stenen in de nieren en de urinewegen, zullen deze verwijderd worden. Dat kan met onder andere met endoscopie, percutane nefrolithotomie en niersteenvergruizing (lithotripsie).
Bij andere verstoppingen in de urineleider kan het aangedane stuk worden verwijderd ,verwijd door middel van een ballonnetje (dotteren; pyelolyse) of omzeild (door een zogenaamde dubbel J catheter te plaatsen die via de nier naar de blaas loopt). Indien nodig wordt het nierbekken gereconstrueerd (pyeloplastiek). Bij deze operatie wordt het verstopte deel van het nierbekken weggesneden (geëxcideerd) en een nieuwe verbinding (anastomose) aangelegd tussen het nierbekken en de urineleider. Bij ernstige beschadiging van het nierweefsel of telkens terugkerende infecties kan besloten worden tot een nefrectomie waarbij de nier geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd.
Als er sprake is van een infectie, kunnen patiënten daarnaast antibiotica nodig hebben. Mocht als gevolg van de hydronefrose ernstige nierinsufficiëntie zijn opgetreden, dan moet worden overgegaan tot dialyse om het lichaam te zuiveren van de giftige afbraakstoffen die normaal gesproken via de urine worden uitgescheiden.
Prognose
Een waternier kan gaan ontsteken en leiden tot een etternier (pyonefrose). Langdurige hydronefrose kan leiden tot nierinsufficiëntie.
Meer informatie
Informatie uit het Merck Manual
www.merckmanual.nl
Baker, L. R. I. (1999), “Renal disease”, in: Kumar, P. & Clark, M. (eds), Clinical Medicine, 4th Edn, Harcourt Publishers Limited, Edinburgh, London.
Cotran, R. S., Kumar, V. & Robbins, S. L. (1994), “The Kidney”, in: Robbins Pathologic Basis of Disease, 5th edn, W.B. Saunders Company, Philadelphia.
Davison, A.M., Cumming, A.D, & Swainson, C.P. (1999), “Diseases of the kidney and urinary system”, in: Haslett, C., Chilvers, E. R. E., Hunter, J. A. A. & Boon, N. A. (eds), Davidson’s Principles and Practice of Medicine, 18th edn, Churchill, Livingstone, London.
Fowler, C. (2000), “The kidneys and ureters2, in: Russell, R.C.G, Williams, N.S. & Bulstrode, C.J.K. (eds), Bailey & Love’s short practice of surgery, 23rd edn, Arnold, London.