Structuur van de zenuwbanen
Zenuwbanen zijn banen die uit bundels zenuwvezels bestaan. Ze vormen belangrijke communicatiekanalen tussen de hersenen en de rest van het lichaam. Er zijn twee soorten zenuwbanen.
Bent u huisarts of praktijkmanger?
Benieuwd hoe hybride zorg uw praktijk of post kan ondersteunen?
In de whitepaper leest u alles over de mogelijkheden van hybride zorg.
- Stijgende of sensorische banen die impulsen van verschillende organen in het lichaam naar de hersenen geleiden.
- Dalende of motorische banen die impulsen naar spieren of klieren geleiden.
Via de sensorische banen krijgen de hersenen informatie over veranderingen van binnen en buiten het lichaam. Denk bijvoorbeeld aan temperatuurverschil: een hand die in heet water wordt gestoken. De reacties op deze informatie, bijvoorbeeld het terugtrekken van de hand, worden door de motorische banen geleid.
Behalve deze twee banen is ook het autonome zenuwstelsel betrokken bij het geleiden van impulsen. De impulsen die via de sensorische en de motorische zenuwbanen worden geleid, staan meestal onder invloed van de wil (willekeurige banen). De signalen die via de autonome banen worden geleid, staan echter niet onder invloed van de wil (onwillekeurige banen). Een voorbeeld hiervan is de informatie dat de beenspieren meer behoefte hebben aan zuurstof tijdens sporten. Hierdoor zal het autonome zenuwstelsel zorgen dat het hart sneller gaat kloppen en de ademhaling versnelt.
Locatie zenuwbanen
Er bestaan twee typen zenuwbanen, de stijgende en de dalende. De zenuwvezels die de stijgende banen vormen, beginnen bij de zintuigen (gespecialiseerde zenuwuiteinden). Deze bevinden zich in verschillende delen van het lichaam, zoals de huid, het gezicht, de ogen, het hoofd, de hals en de romp. De zenuwvezels komen het centrale zenuwstelsel binnen via de hersenzenuwen en de ruggenmergzenuwen. Deze zenuwen kruisen elkaar op bepaalde punten van het zenuwstelsel en lopen vervolgens door naar de thalamus, als belangrijk schakelstation van de hersenen. Vanuit de thalamus lopen de vezels door naar de hersenschors (het buitenste deel van de hersenen, waar de grijze stof van de kernen zich bevindt). In de hersenschors wordt deze informatie geïnterpreteerd en omgezet in gedachten en handelingen.
De zenuwvezels die de dalende banen vormen, beginnen in de hersenschors en dalen af naar de hersenstam. Enkele van deze vezels kruisen elkaar in de hersenstam en lopen daarna door in het ruggenmerg. De vezels van de dalende banen lopen daarna door de ruggenmergzenuwen naar verschillende skeletspieren. De vezels die elkaar niet kruisen, lopen eveneens in het ruggenmerg omlaag. Diverse schakelstations kunnen onderweg worden aangedaan (de ‘basale ganglia’ en de thalamuskernen).
Structuur van de zenuwbanen
Stijgende zenuwbanen
De stijgende zenuwbanen (sensorische zenuwbanen) lopen van de zintuigen naar de hersenschors. Op hun weg komen ze verschillende schakelstations tegen.
- Impulsen (vanuit het gelaat, de hals, de romp en de ledematen) worden naar het ruggenmerg en het verlengde merg (medulla oblongata) geleid.
- Impulsen vanuit het ruggenmerg en de hersenstam worden geleid naar de thalamus. Deze groep zenuwcellen kruist in de hersenstam of lager in het ruggenmerg voordat ze de thalamus binnenkomt.
- Impulsen worden vanuit de thalamus naar de hersenschors geleid. Daar wordt de informatie verwerkt en de juiste reactie opgewekt.
Daarnaast zijn er twee andere somatische sensorische zenuwbanen die informatie naar de kleine hersenen geleiden. Deze banen zijn de belangrijkste banen voor het geleiden van informatie over het al dan niet gespannen zijn van spieren. We worden ons niet bewust van deze informatie. De zenuwvezels lopen via de kleine hersenen door het ruggenmerg en geleiden belangrijke impulsen over houding, evenwicht en coördinatie van aangeleerde bewegingen zoals typen, dansen enzovoort.
Dalende zenuwbanen
De dalende banen (motorische banen) lopen vanaf de hersenschors naar de skeletspieren. Dit zijn twee verschillende banen, de piramidale en de extrapiramidale baan.
De piramidale baan geleidt impulsen die verantwoordelijk zijn voor specifieke, willekeurige bewegingen van de skeletspieren van bijvoorbeeld het gezicht, de handen en de voeten. De zenuwvezels reguleren de aangeleerde bewegingen. Deze vezels lopen vanuit de hersenschors (bovenste motorische zenuwcel) naar de skeletspieren. Op hun weg door de kleine hersenen en de pons naar het verlengde merg (medulla oblongata), vormen de zenuwbundels verdikkingen (piramiden). Op deze weg kruist circa negentig procent van de vezels van links naar rechts (en andersom), voordat ze verder afdalen naar het onderste tussenstation (onderste motorische zenuwcel) in het ruggenmerg. Het gevolg is dat bewegingen van de rechter lichaamshelft meestal in de linker hersenhelft worden geregeld.
De extrapiramidale baan wordt ook wel de indirecte baan genoemd. De extrapiramidale baan heeft verschillende functies.
- Geleiden van impulsen die bewegingen programmeren die niet door de wil worden bestuurd.
- Coördineren van de lichaamsbewegingen.
- Handhaven van de lichaamshouding en het evenwicht.
De zenuwvezels waaruit de extrapiramidale baan bestaat, vormen een zeer complexe route. Net als bij de piramidale baan verloopt deze van de hersenschors (bovenste motorische zenuwcel) naar de onderste motorische zenuwcel in het ruggenmerg. Daar vertakken de zenuwvezels zich tot zenuwen die naar de verschillende skeletspieren lopen.
Relatie met andere onderdelen van het zenuwstelsel
De zenuwbanen zijn zowel in bouw als in functie nauw verbonden met een aantal onderdelen van het zenuwstelsel. De zenuwvezels lopen langs een groot aantal structuren als grote en kleine hersenen, schakelstations als basale ganglia, uittredende en binnenkomende (hersen- of ruggenmerg)zenuwen.
De meeste van deze zenuwvezels kruisen naar de andere lichaamshelft. De werking van deze banen is belangrijk voor een normale werking van het lichaam.
Afwijkingen zenuwbanen
Wanneer de zenuwbanen niet naar behoren werken, leidt dit tot een verstoring van de werking van de organen die door deze zenuwen worden aangestuurd. Afwijkingen kunnen vanaf de geboorte aanwezig zijn of later in het leven zijn ontstaan. Aangeboren aandoeningen zijn onder meer syringomyelie en amyotrofische lateraalsclerose (ALS). Afwijkingen die later zijn ontstaan, kunnen bijvoorbeeld het gevolg zijn van verwondingen.
Door verwondingen van de bovenste en onderste motorische neuronen en door verwondingen van het ruggenmerg kunnen de banen beschadigd raken die impulsen doorgeven aan volgende structuren. Afhankelijk van het deel dat uitvalt, is de lokalisatie van de beschadiging te bepalen. Beschadigingen van het ruggenmerg leiden tot syndroom van het ventrale ruggenmerg, syndroom van het dorsale ruggenmerg en syndroom van Brown-Sequard. Doorgaans geldt: hoe hoger in het ruggenmerg de beschadiging, hoe meer lichaamsdelen zijn aangedaan.
Door aandoeningen zoals multipele sclerose wordt de mergschede aangetast die de stijgende en dalende banen omgeeft. Hierdoor komt de zenuwgeleiding in het gedrang. Een geleidelijke afbraak van neuronen komt voor bij aandoeningen die het extrapiramidale systeem aantasten, zoals bij de ziekte van Parkinson. Tumoren in verschillende structuren van het zenuwstelsel waar de zenuwbanen doorheen lopen, kunnen ook een storing in de werking van deze banen veroorzaken.
Meer informatie
Informatie over perifere zenuwen
www.nvvn.org
Informatie over de opbouw en werking van zenuwen
nl.wikipedia.org/wiki/Zenuw
Informatie over motorische zenuwen
nl.wikipedia.org/wiki/Motorische_zenuw
Informatie over sensorische zenuwen
nl.wikipedia.org/wiki/Sensorische_zenuw
Informatie over MS van het Nationaal MS Centrum
www.ms-centrum.be
Informatie over syringomyelie
www.nvvn.org
Informatie over ALS
www.spierziekten.nl
Drake, R.L., Vogl, W. and Mitchell, A.W.M (2005), Gray’s Anatomy for Students, Elsevier-Churchill Livingstone, London.
Marieb, E.N. (1998), Human Anatomy & Physiology, 4th ed, Addison-Wesley, Harlow.
Seely, R.R, Stephens, T.D. and Tate, P. (2000), Anatomy & Physiology, 5th ed, London.
Snell, R.S. (1997), Clinical Neuroanatomy for Medical Students, 4th ed, Lippincott-Raven, Philadelphia.
Tortora, G.J. and Grabowski, S.R. (2003), Principles of Anatomy & Physiology, 10th ed, John Wiley & Sons, New York.
Waugh, A. and Grant, A. (2001), Ross and Wilson Anatomy and Physiology, 9th ed, Churchill Livingstone, London.