Ziekte van Pfeiffer

De ziekte van Pfeiffer wordt ook wel klierkoorts of mononucleosis infectiosa genoemd. Deze infectie wordt veroorzaakt door het Epstein-Barr-virus (EBV). Naast de ziekte van Pfeiffer kan het Epstein-Barr-virus nog verschillende andere ziektes veroorzaken bij mensen.

De ziekte van Pfeiffer komt veel voor bij jongeren tussen vijftien en twintig jaar en bij jongvolwassenen. Omdat het virus soms door zoenen wordt overgebracht, wordt de ziekte van Pfeiffer ook wel ‘kissing disease’ genoemd.

Bent u huisarts of praktijkmanger?

Benieuwd hoe hybride zorg uw praktijk of post kan ondersteunen? 

In de whitepaper leest u alles over de mogelijkheden van hybride zorg.

Download het whitepaper

Oorzaak

Vijftien tot twintig procent van de bevolking is drager van het virus, zonder dat dit klachten veroorzaakt. De ziekte is niet erg besmettelijk. De ziekte van Pfeiffer kan zich op verschillende manier verspreiden:

  • Via het speeksel bij mond-op-mondcontact.
  • Bij seksuele activiteit is de afscheiding van de geslachtsorganen besmettelijk.
  • Door gezamenlijk gebruik van bestek en serviesgoed.
  • Door bloedtransfusie en beenmergtransplantatie.

Hoesten of niezen leidt meestal niet tot verspreiding van het virus, omdat EBV slecht in de lucht kan overleven. Verder komt het maar weinig voor dat huisgenoten van iemand met de ziekte van Pfeiffer de ziekte ook krijgen.

Verschijnselen

Meestal worden mensen na besmetting met het Epstein-Barr-virus niet ziek. Op de leeftijd van vijf jaar heeft de helft van de kinderen antistoffen tegen het virus. Bij volwassenen is dit percentage opgelopen tot ongeveer negentig procent.

Na besmetting duurt het vier dagen tot acht weken voordat de eerste ziekteverschijnselen optreden. Bij jonge kinderen is deze periode korter.

De eerste symptomen zijn koorts, keelpijn en opgezette klieren in de hals. Vaak wordt in eerste instantie gedacht aan ontstoken keelamandelen. Bij een gewone keelontsteking is de keelpijn na vijf dagen over. Bij de ziekte van Pfeiffer duurt de keelpijn vaak wat langer. Maar de ziekte kan ook zonder keelpijn verlopen. Op het gehemelte kunnen kleine bloeduitstortingen zichtbaar zijn.

Vermoeidheid is het meest opvallende verschijnsel. Sommige mensen hebben er weinig last van, anderen zijn zo vermoeid dat ze extra rust moeten nemen. Daarnaast kunnen hoofdpijn, misselijkheid, transpireren en hoesten voorkomen. Ook kan de lever of de milt tijdelijk vergroot zijn en kunnen er leverfunctiestoornissen optreden. Daarbij komt in zeldzame gevallen hepatitis met geelzucht voor.

Diagnose

Soms duren klachten als keelpijn, vergrote halsklieren en vermoeidheid langer dan men bij een normale keelontsteking zou verwachten. Dat is een aanwijzing dat het om de ziekte van Pfeiffer kan gaan.

Bij lichamelijk onderzoek wordt in de keel gekeken en naar de halsklieren, lever en milt gevoeld. Bloedonderzoek kan de diagnose bevestigen. De zogenaamde Paul-Bunnellreactie is daarbij positief.

Ook met een aantal andere tests kunnen antistoffen tegen het Epstein-Barr-virus in het bloed worden aangetoond. Maar de uitslag hiervan is geen maat voor de ernst en de duur van de ziekte.

Behandeling

Er bestaan geen medicijnen tegen de ziekte van Pfeiffer. In de meeste gevallen gaat de ziekte vanzelf over en is er geen behandeling nodig. Tenzij er sprake is van complicaties.

Tegen de keelpijn en de koorts kan paracetamol worden gebruikt. Dagelijkse werkzaamheden kunnen meestal gewoon voortgezet worden. In een minderheid van de gevallen zijn mensen zo moe dat ze rust moeten nemen. Dat is zinvol als lichamelijke en/of geestelijke inspanningen echt te zwaar worden.

Het is niet te voorspellen hoe lang de ziekte duurt. Meestal blijft het bij een keelontsteking. Maar in sommige gevallen sleept de vermoeidheid zich maanden voort.

Wanneer de ziekte eenmaal is vastgesteld, is verdere controle meestal niet noodzakelijk. Controle van het bloed heeft geen zin. Soms zijn de klachten al lang verdwenen en zijn er in het bloed nog steeds aanwijzingen voor de ziekte. Omgekeerd kan iemand nog steeds ziek zijn terwijl er in het bloed geen afwijkingen meer te zien zijn.

Complicaties

Mogelijke complicaties zijn bloedafwijkingen, ontsteking van de hartspier en een gescheurde milt. Maar ook leverontsteking en klachten van het zenuwstelsel komen voor. De kans dat de ziekte van Pfeiffer voor ergere klachten zorgt, is groter bij een sterk verminderde weerstand. Bijvoorbeeld als medicijnen worden gebruikt die de weerstand onderdrukken.

Mensen met de ziekte van Pfeiffer lopen een kleine kans op een miltruptuur. Daarom wordt wel geadviseerd om zware lichamelijke inspanning of contactsporten te vermijden tijdens de eerste twee maanden na het begin van de ziekte.

Preventie

Er is geen vaccin tegen de ziekte van Pfeiffer. Veel mensen dragen het Pfeiffervirus bij zich, zonder dat ze er ziek van zijn.

Maatregelen om besmetting te voorkomen hebben geen zin. Apart bestek, kopjes, handdoeken of wc-gebruik zijn dus niet noodzakelijk en het is niet nodig om thuis te blijven van werk of school. Ook voor zwangere vrouwen zijn geen speciale beschermingsmaatregelen nodig.

Negentig procent van de volwassenen heeft antistoffen tegen het virus. Iemand die de ziekte van Pfeiffer heeft doorgemaakt kan deze daarna niet nog eens krijgen. Tenzij er sprake is van een ernstig verminderde weerstand.

Meer informatie

Informatie van het Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
www.rivm.nl/Pfeiffer_ziekte_van

(Engelstalige) informatie van de Amerikaanse National Library of Medicine
www.nlm.nih.gov/medlineplus/mononucleosis

Over Medicinfo

Medicinfo biedt betrouwbare, actuele informatie over gezond zijn, gezond blijven - en wat u daar zelf aan kunt doen.