Levensfasen - Babytijd

De baby- of zuigelingentijd is de eerste periode van ons leven. Deze periode begint bij de bevalling en duurt tot twaalf maanden na de geboorte. Een baby jonger dan een maand noemen we een neonaat of pasgeborene.
Tijdens de babytijd maakt de mens een spectaculaire ontwikkeling door op lichamelijk, emotioneel en sociaal gebied. Even spectaculair is de ontwikkeling van de zintuigen, taal en communicatie. Het geboortegewicht vermeerdert flink, de lengte van de zuigeling neemt met vele centimeters toe, het kind leert zitten, staan en soms al lopen, en na een jaar kunnen sommige kinderen al een paar woordjes zeggen. Op emotioneel vlak ontwikkelen baby's een band op basis van vertrouwen en aanhankelijkheid met de mensen die hen omringen. Een baby leert de wereld om zich heen kennen en probeert deze betekenis te geven en te begrijpen. De manier waarop een baby door de ouders of verzorgers wordt verzorgd, vormt de basis voor de ontwikkeling tot een zelfverzekerd en actief kind.
Alle baby’s zijn uniek en ontwikkelen zich in een ander tempo, maar toch bestaan er sterke overeenkomsten in hun ontwikkelingspatroon.

Bent u huisarts of praktijkmanger?

Benieuwd hoe hybride zorg uw praktijk of post kan ondersteunen? 

In de whitepaper leest u alles over de mogelijkheden van hybride zorg.

Download het whitepaper

Motorische ontwikkeling

Bij de geboorte hebben baby's al een aantal reflexen. Dit zijn automatische reacties op bepaalde zenuwprikkels, zoals ademhalen, zuigen en slikken: een baby gaat zuigen als de lippen worden aangeraakt, en slikt als er iets in het mondje komt. Een van de andere reflexen bij pasgeboren baby’s is de zoekreflex. Deze houdt in dat een baby het hoofdje draait in de richting van de wang die wordt aangeraakt. Verder komen bij de geboorte de eigen bloedsomloop, spijsvertering en temperatuurregeling op gang.
De lichamelijke ontwikkeling verloopt meestal volgens een voorspelbaar patroon. Zo kan een baby na twee maanden zonder hulp het hoofd optillen, na ongeveer drie maanden omrollen, na vier maanden zonder omvallen ineengedoken zitten, en na zes tot acht maanden zonder ondersteuning rechtop zitten.
Tussen de zevende en negende maand probeert een baby te gaan staan door zich vast te houden aan meubels en dergelijke, en deze dienen als steun als het kind zich wil verplaatsen. Ook leert een baby op deze leeftijd kruipen en wordt mobieler, zodat hij de wereld om zich heen kan gaan verkennen. De baby kan nu naar een voorwerp kruipen om mee te spelen of nader te onderzoeken.
Tussen de elfde en twaalfde maand kan een baby korte tijd zonder ondersteuning op eigen benen staan en soms al een paar stapjes zetten.
Rond de leeftijd van negen maanden begint een baby te begrijpen dat een stuk speelgoed dat hij niet ziet, toch bestaat. Hij zal dan proberen het ontbrekende of verborgen stuk speelgoed te vinden. Een jonger kind probeert dit niet, want voor hem bestaan alleen de dingen die hij op dat moment ziet. Het besef dat een op dat moment niet zichtbaar voorwerp of niet zichtbare persoon tóch bestaat, wordt objectpermanentie genoemd. Objectpermanentie maakt de ontwikkeling van het geheugen en doelgericht denken mogelijk.
Rond de negen maanden gaat een baby ook beseffen dat mensen allemaal verschillend zijn. Hij kan hierdoor eenkennig worden en bang zijn bij contact met vreemden. Een kind wil dan bijvoorbeeld niet dat de ouder of verzorger weggaat. Het huilt en houdt zich angstvallig vast om te voorkomen dat het van die persoon wordt gescheiden. Dit wordt scheidingsangst genoemd.
Tijdens de babytijd beginnen kinderen voorwerpen te verkennen door deze grondig te bekijken, van de ene in de andere hand te nemen, ermee te bonken, ze te laten vallen en in de mond te stoppen. Baby's hebben een aangeboren drang om iets te beheersen. Ze vertonen een grote mate van volharding, plezier, concentratie en energie, en blijven meestal gemotiveerd om nieuwe uitdagingen aan te gaan. Deze intrinsieke drang hangt samen met een gevoel van veiligheid en met het gehecht zijn aan de ouders of verzorgers. Deze drang treedt in beperktere mate op als er sprake is van een minder veilige omgeving en minder hechting.

Verstandelijke ontwikkeling

De verstandelijke of cognitieve ontwikkeling van een baby omvat onder meer denken, problemen oplossen en kennis vergaren. Baby's wisselen informatie uit met de wereld om hen heen via de zintuigen, zoals het gezichtsvermogen, de tastzin, het gehoor en de reuk- en smaakzin. Ze proberen deze informatie te begrijpen en er betekenis aan te geven.
De verstandelijke ontwikkeling van een baby kan worden afgeleid uit de manier van spelen, het omgaan met voorwerpen en materialen, het taalgebruik en zijn reactie op andere mensen.
De eerste twee levensmaanden staan in het teken van aanpassing aan het nieuwe leven buiten de baarmoeder. Baby's hebben een opmerkelijk leervermogen en tijdens die eerste paar maanden ontwikkelen zij vaak al enigszins een slaap-, waak- en voedingsritme.
Nog niet alle zintuigen zijn in deze periode volledig ontwikkeld. Zo is bij de geboorte het zicht van een baby nog wazig en kunnen alleen gezichten en voorwerpen worden waargenomen tot op dertig centimeter afstand. Pasgeborenen staren vaak langdurig en kijken bij voorkeur naar gezichten. Ze blijven gezichten vaker volgen dan voorwerpen. Hierbij richten zij hun blik langer op een glimlachend dan op een uitdrukkingsloos gezicht.
Baby’s kunnen al vóór de geboorte horen en bij de geboorte is het gehoor goed ontwikkeld. Een pasgeborene draait het hoofd naar de plaats waar geluid vandaan komt en schrikt van harde geluiden. Pasgeborenen horen het liefst een vrouwelijke stem en worden graag in slaap gesust door ritmische geluiden, zoals een slaapliedje of hartslag. Al na drie weken kan een kind de stem van zijn moeder en vader onderscheiden van de stem van een vreemde. Wanneer een baby drie tot zes maanden oud is, gaat hij zelf meer geluid maken, vooral wanneer hij wordt vastgehouden of wanneer er met hem wordt gespeeld.
Ook de geur is bij de geboorte al goed ontwikkeld. Zo herkennen pasgeborenen de geur van de melk van hun moeder en kunnen deze onderscheiden van andere melk.

Emotionele ontwikkeling

Een baby is zowel lichamelijk als emotioneel afhankelijk van zijn ouders of verzorgers. Hij ontwikkelt vertrouwen in de mensen en de wereld om zich heen doordat zijn ouders of verzorgers dagelijks zijn behoeften bevredigen. Die behoeften zijn onder andere: de baby voeden bij honger, in bed leggen bij slaap, de luier verwisselen als dat nodig is, en vasthouden en troosten bij huilen.
Tijdens de eerste twee maanden drukt een kind zijn gevoelens voornamelijk uit in de vorm van frustratie wanneer niet aan zijn behoeften wordt voldaan. Wanneer direct en op de juiste manier aan zijn behoeften wordt voldaan, toont het kind tevredenheid. In deze periode begint een kind ook belangstelling te tonen voor de wereld om zich heen.
Wanneer een baby twee tot drie maanden oud is, splitsen deze basisgevoelens van tevredenheid, frustratie en belangstelling zich op. Kinderen ontwikkelen dan meer specifieke gemoedstoestanden zoals vreugde, verdriet, afkeer, boosheid, verwondering en belangstelling. De baby uit vreugde bij het zien van bekende gezichten of voorwerpen. Afkeer is meestal een reactie op een onaangename nieuwe smaak. Tussen vier tot zes maanden leert een baby om duidelijk te maken dat hij boos is.
Tegen de tijd dat de baby zeven maanden oud is, ontwikkelt hij een speciale emotionele band met de ouders of verzorgers. Dit is een proces waarbij baby's hun gemoedstoestand uiten in de vorm van gelaatsuitdrukkingen, gebaren of geluidjes, en de ouders of verzorgers meteen reageren op de gemoedstoestand van de baby. Door deze communicatie over en weer ontstaat geleidelijk een gevoel van gelijkgestemdheid of een gevoel van eenheid tussen de baby en de opvoeder. Hierdoor krijgt de baby een gevoel van vreugde, veiligheid en zelfvertrouwen.
In het tweede halfjaar leren baby’s hun gevoelens uiten. Zo wordt met glimlachen en pruilen geprobeerd hun zin te krijgen. Baby's leren letten op de emotionele reactie van anderen om een onzekere of nieuwe situatie in te schatten. Als een baby bijvoorbeeld een nieuw stuk speelgoed ziet dat een vreemd geluid maakt, let hij op de lichaamstaal van zijn vader of moeder. Als die blij is en glimlacht, glimlacht de baby ook. Als de vader of moeder schrikt, schrikt de baby ook. Op de leeftijd van ongeveer één jaar kent een baby voornamelijk gevoelens van uitbundigheid en vreugde.

Sociale ontwikkeling

Een baby richt zich vaak helemaal op zijn ouders of verzorgers en al snel ontstaat een band. Op de leeftijd van twee tot drie maanden wordt de relatie tussen hen versterkt door oogcontact en glimlachjes.
De sterke emotionele band die een baby en zijn ouders of verzorgers met elkaar hebben, vormt de basis voor de hechting. Bij veilige hechting leert het kind dat het op de ouders of verzorgers kan rekenen. Baby's vertonen verschillende vormen van vroeg hechtingsgedrag zoals kraaien, schoppen, geluidjes maken, (glim)lachen, huilen en stevig vastpakken. Daarnaast kan een baby zich gaan hechten aan een speciaal dekentje of knuffelbeest dat een veilig en prettig gevoel geeft. Hoewel hechting al bij de geboorte begint, wordt deze gedurende de tweede helft van het eerste jaar steeds belangrijker.
Net als volwassenen hebben baby's een temperament. Sommige baby's zijn gemoedelijk: zij krijgen snel vaste routines en passen zich over het algemeen gemakkelijk aan in nieuwe situaties. Andere baby’s komen als het ware langzaam op gang, zijn wat schuwer en reageren later en stiller op honger of andere ongemakken. Er zijn ook baby’s die heftig reageren wanneer iets ze niet zint, en die niet zo goed tegen verandering kunnen.

Ontwikkeling van taal en communicatie

Baby's communiceren voortdurend met hun ouders of verzorgers. Pasgeborenen geven hun basisbehoeften vooral door huilen aan. Andere manieren waarop zij communiceren is tegenstribbelen, stil worden, kijken of geluidjes maken. Baby’s gebruiken verschillende signalen om hun verschillende behoeften aan te geven, zoals honger, slaap, verveling, pijn of de behoefte aan een nieuwe luier. De ouders of verzorgers leren deze verschillende signalen al snel herkennen.
Wanneer een baby ongeveer twee maanden is, reageert hij op het gepraat van de ouders of verzorgers door hen aan te kijken, zich op hun ogen te richten, de blik naar hun mond te laten gaan, te glimlachen, actiever te worden en geluidjes te maken.
Bij twee tot drie maanden begint een baby in reactie op de stemmen en gezichten van anderen kreetjes te slaken, te kraaien en te lachen. In deze periode uiten veel baby’s zich vooral in eenlettergrepige klanken zoals 'ah', 'eh' en 'uh'. In de periode tussen de vierde en de zesde maand uit een baby zich in meer afwisselende geluiden, zoals gillen, schreeuwen, roepen en brommen.
Wanneer een baby ongeveer zes maanden oud is, begint hij te tateren en lettergrepen te herhalen, zoals 'ba, ba, ba' of 'da, da, da'. Al snel gaat het tateren over in een soort taal zonder echte woorden of betekenis, maar met de toon en het ritme van volwassen taal. Ook leren baby’s te luisteren naar anderen om daarna hun eigen reactie te geven, en gaan ze reageren op de verschillende stemmingen van de ouders of verzorgers, zoals boosheid of vrolijkheid.
Tegen de tijd dat baby’s zeven tot negen maanden zijn, beseffen zij dat zij hun gevoelens en ervaringen kunnen delen met iemand anders. Ze beginnen zich dan ook te gedragen alsof ze anderen begrijpen, en verwachten ook dat anderen hen zullen begrijpen. Een baby van zeven maanden probeert bijvoorbeeld een voorwerp te pakken en geeft niet aan dat hij daarbij geholpen wil worden; een baby van negen maanden geeft dit vaak al wel aan. De baby zoekt hierbij oogcontact en maakt geluidjes of gebaren, zoals wijzen naar het voorwerp. Hij verplaatst zijn blik van het voorwerp naar de ouder of verzorger en blijft geluidjes en gebaren maken in de richting van het voorwerp. Als deze pogingen niet worden opgemerkt, wordt vaak op een andere manier geprobeerd de aandacht te trekken.
Wanneer een baby acht tot tien maanden is, leert hij dat er een woord is voor een bepaald voorwerp. Aan het einde van het eerste levensjaar kunnen de meeste baby's enkele eenvoudige woordjes zeggen. Zij kennen dan meestal de betekenis van deze eerste woorden nog niet, maar leren al snel het effect dat het uitspreken ervan heeft, omdat de ouders of verzorgers er steeds op dezelfde manier op reageren. In het eerste jaar overheerst echter de communicatie via gebaren en gezichtsuitdrukkingen.

Factoren die de ontwikkeling van een baby beïnvloeden

De ontwikkeling van een baby wordt beïnvloed door zowel erfelijke factoren (nature) als factoren uit de omgeving (nurture).
Zo kan alcohol- of drugsgebruik tijdens de zwangerschap een verstoorde ontwikkeling tot gevolg hebben, net als een voortijdige of problematische geboorte, of een ernstige ziekte bij moeder of kind.
Als de zorg ontoereikend is, met te weinig lichamelijke en visuele prikkels, kan de ontwikkeling van een baby eveneens verstoord worden. Er ontstaat dan bij de baby wantrouwen en hij voelt zich verwaarloosd en emotioneel 'leeg'. Op latere leeftijd kan dit leiden tot problemen met hechting en sociale interacties, of problemen op psychisch gebied. Met adequate zorg en een stabiele opvoedingssituatie kan de ontwikkeling van een baby ongehinderd plaatsvinden. Door op een goede manier met een baby om te gaan en hem de juiste prikkels en volop liefde te geven, ontwikkelt een kind (zelf)vertrouwen, een gevoel van veiligheid en een noodzakelijk optimisme.

Meer informatie

Informatie over levensfasen
http://nl.wikipedia.org/wiki/Levensfase

Informatie over de ontwikkeling van een baby
http://www.cjghardenberg.nl/baby-home
http://nl.wikipedia.org/wiki/Baby


Informatie van het Nederlands Jeugdinstituut
http://www.nji.nl

Over Medicinfo

Medicinfo biedt betrouwbare, actuele informatie over gezond zijn, gezond blijven - en wat u daar zelf aan kunt doen.