Syndroom van Horner

Het syndroom van Horner is een stoornis van het autonome zenuwstelsel, en dan met name het sympathische zenuwstelsel. Het is een neurologische aandoening. Andere namen zijn het syndroom van Claude Bernard of oculopupillair syndroom. Het is geen op zichzelf staande afwijking maar een uiting van bepaalde andere aandoeningen. Het syndroom van Horner kan bij de geboorte al aanwezig zijn of op latere leeftijd ontstaan.

De symptomen ontstaan doordat de sympathische zenuwen aan één kant van het gezicht niet goed functioneren. Deze zenuwen lopen naar de pupil, het bovenste ooglid en de zweetklieren en bloedvaten. Verwondingen, ontstekingen of gezwellen in hersenen, ruggenmerg of perifere zenuwstelsel kunnen de zenuwen verdrukken.

Het syndroom van Horner kan gepaard gaan met bijvoorbeeld een beroerte en bepaalde vormen van hoofdpijn (clusterhoofdpijn). De aandoening kan ook een complicatie zijn van bepaalde oogmedicijnen, sommige operaties of een moeizame bevalling, waarbij de zenuw in de hals van het kind beschadigt. Het syndroom kan ook ontstaan door een infectie van het ongeboren kind tijdens de zwangerschap. Het virus van de waterpokken kan deze infectie bijvoorbeeld veroorzaken.

Bent u huisarts of praktijkmanger?

Benieuwd hoe hybride zorg uw praktijk of post kan ondersteunen? 

In de whitepaper leest u alles over de mogelijkheden van hybride zorg.

Download het whitepaper

Symptomen van syndroom van Horner

Bij het syndroom van Horner zijn er symptomen aan één kant van het gezicht.
Het ooglid van het aangedane oog hangt wat naar beneden (ptosis). Ook is de pupil kleiner (miosis) en reageert minder goed op licht. Vaak lijkt het alsof het aangedane oog wat dieper in de oogkas ligt (enophthalmus).

De huid rondom het oog en van het voorhoofd en de wang kan niet meer zweten (anhidrose. Hierdoor voelt de huid droog aan. Soms kan de aangedane helft van het gezicht niet rood kleuren, bijvoorbeeld bij persen. Dit heet het harlekijnsymptoom.

Ten slotte kan er een verschil in kleur van de iris (het regenboogvlies) zijn. Dit gebeurt als het syndroom vóór de leeftijd van 2 jaar ontstaat. De iris van het aangedane oog blijft dan vaak de rest van het leven blauw. Dit komt door het ontbreken van pigment.

Diagnose

De arts stelt de diagnose op basis van het verhaal van de patiënt, de medische voorgeschiedenis en de symptomen. Ook wordt lichamelijk en aanvullend onderzoek verricht. Met oogdruppels kan de arts nagaan of de patiënt het syndroom van Horner heeft. Deze oogdruppels maken de pupil groter of kleiner.

Ook kunnen beeldvormende onderzoeken een afwijking in de buurt van de sympathische zenuwen aantonen. Denk aan röntgenfoto’s en CT- en MRI-scans. Soms wordt een angiografie gemaakt om afwijkingen op te sporen die het syndroom van Horner kunnen veroorzaken.

Behandeling van syndroom van Horner

De behandeling is erop gericht de onderliggende oorzaak op te sporen en te genezen. Maar de onderliggende oorzaak en de mogelijkheden om deze te genezen, bepalen of de symptomen van het syndroom van Horner verbeteren of verdwijnen. Niet voor elke oorzaak bestaat een behandeling. Als de oorzaak wel wordt opgeheven, kan het alsnog vele maanden duren voor de symptomen verbeteren. Dit gebeurt als de zenuw lange tijd bekneld heeft gezeten.

De symptomen verdwijnen niet bij ernstige beschadiging van de zenuw. Jonge kinderen met het syndroom van Horner kunnen een lui oog krijgen doordat het ooglid hangt en de pupil wat kleiner is. De symptomen die 2 jaar na het ontstaan van een syndroom van Horner nog aanwezig zijn, zijn meestal blijvend.

Meer informatie


Informatie over het syndroom van Horner
www.kinderneurologie.eu/gezicht/horner

www.kinderneurologie.eu/horner.pdf

nl.wikipedia.org/wiki/Syndroom_van_Horner

Hijdra, A., Koudstaal, P.J. en Roos, R.A.C. (2003), Neurologie, 3e ed, Elsevier Gezondheidszorg, Maarssen.

Clarke, C.R.A. (2002), Neurological Disease, in: Kumar, P. and Clark, M. (eds.), Kumar and Clark Clinical Medicine, 5th edn, W.B. Saunders Company, Edinburgh.

Patel, S. and Ilsen, P.F. (2003), “Acquired Horner's syndrome: clinical review”, Optometry, vol. 74, no. 4, April, pp. 245-256.

Walton K.A. and Buono, L.M. (2003), “Horner syndrome”, Curr Opin Ophthalmol, vol.14, no. 6, December, pp. 357-63.

Over Medicinfo

Medicinfo biedt betrouwbare, actuele informatie over gezond zijn, gezond blijven - en wat u daar zelf aan kunt doen.