Stervensproces

Sterven is iets universeels: iedereen zal ooit doodgaan. De manier waarop dat gebeurt, is echter voor iedereen anders. De moderne geneeskunde kan het sterven soms uitstellen en de klachten waarmee sterven gepaard kan gaan, verlichten. De dood blijft echter onafwendbaar.

De dood kan op verschillende manieren intreden. Het overlijden kan plots optreden, bijvoorbeeld door een ernstig ongeluk of een hartstilstand. Maar het overlijden kan ook verwacht worden na een (lang) ziekbed. Het is echter moeilijk voor artsen en verpleegkundigen om in te schatten wanneer het overlijden gaat plaatsvinden. Onderstaande verschijnselen kunnen soms al een week voor het overlijden optreden, maar soms ook slechts enkele uren daarvoor. Niet alle verschijnselen komen bij iedereen voor.

Bent u huisarts of praktijkmanger?

Benieuwd hoe hybride zorg uw praktijk of post kan ondersteunen? 

In de whitepaper leest u alles over de mogelijkheden van hybride zorg.

Download het whitepaper

Bewustzijn

Mensen in de laatste levensfase slapen vaak veel en hebben het gevoel dat al hun energie wegvloeit. Sommigen zijn in de war en gedesoriënteerd of opstandig over het naderend overlijden. Veel mensen zijn bang voor de dood. Dit kan gepaard gaan met veel onrust. Deze onrust kan met medicijnen weggenomen worden. Ook al reageert iemand steeds minder, dan wil dat niet zeggen dat diegene niets meer kan horen. Het gehoor blijft vaak lang functioneren: je kunt nog lang dingen tegen iemand zeggen. Soms hebben familieleden het gevoel dat ze zo weinig voor iemand kunnen betekenen. Het tegendeel is waar: vaak ervaren stervenden veel steun aan de nabijheid van naasten. Naast iemand zitten en de hand vasthouden is dan al voldoende.

Eten en drinken

Het is normaal dat stervenden minder of helemaal niet meer drinken en ook geen eetlust meer hebben. Het lichaam geeft dit aan en men moet een stervende niet dwingen te drinken. De darmwerking neemt af tegelijk met de eetlust en lichaamsbeweging. Als het moment van overlijden nadert, kan de stoelgang zelfs volledig tot stilstand komen. Ook de nier- en blaasfunctie nemen af. Meestal wordt de urine steeds donkerder en plast iemand steeds minder. Het komt voor dat iemand niet meer kan uitplassen. Zeker als diegene nog vocht krijgt toegediend (bijvoorbeeld via een infuus), kan dit leiden tot een pijnlijk opgezette blaas. De urine moet dan afgevoerd worden via een slangetje in de blaas (katheter). Het lichaam bevat normaal gesproken veel water. Naarmate de bloedsomloop trager wordt, kan dit zich uiten in tekenen van uitdroging, zoals een droge huid en diepliggende ogen. Als er te veel vocht wordt toegediend aan stervenden, hoopt het zich op in de longen. De patiënt krijgt het dan erg benauwd. Beter is het om de mond goed vochtig te houden met natte gaasjes of een verstuiver, zodat de stervende geen last heeft van een droge mond.

Ademhaling

De ophoping van vocht en slijm kan bij het in- en uitademen een rochelend geluid veroorzaken - men noemt dit soms stervensgereutel. Het stervensgereutel kan vrij luid zijn en aangrijpend voor de mensen rond de stervende. Tegen de tijd dat iemand gaat rochelen, verkeert deze meestal al in comateuze toestand en is zich er zelf niet van bewust. Meestal helpt het om de stervende op zijn zij te leggen, waardoor het rochelen afneemt. Ook kan de keel uitgezogen worden met speciale apparatuur, maar dit kan een extra prikkel tot slijmvorming zijn, waardoor het probleem terugkeert. Er zijn medicijnen die toegediend kunnen worden tegen slijmvorming.

Als de dood nadert, kan het ademhalingspatroon veranderen. Het ademen kan een onregelmatig maar terugkerend patroon krijgen. De stervende gaat steeds dieper en sneller ademen, waarna de ademhalingsfrequentie weer afneemt en gevolgd wordt door een adempauze. Dit type ademhalen staat bekend als Cheyne-Stokes-ademhaling.
Ook kunnen adempauzes optreden bij een normale ademhaling. De pauze tussen twee keer ademhalen kan vrij lang zijn, soms wel 45 seconden tot een minuut. Dit kan voor de omstanders heel beangstigend zijn. Het is een teken dat het einde nabij is.
Bij nog een ander ademhalingspatroon hapt de patiënt als het ware naar lucht, maar krijgt daar slechts weinig van binnen; dit gebeurt doorgaans vlak voor het overlijden. Een diepe ademhaling of zucht is vaak de laatste adem.

Bloedsomloop

De hartwerking en de bloedsomloop nemen geleidelijk af. De bloedsomloop beperkt zich steeds meer tot het midden van het lichaam. Eerst vermindert de bloedtoevoer naar de handen, voeten en andere uitstekende lichaamsdelen zoals de neus en de oren, die dan kouder worden en van kleur kunnen veranderen. Vervolgens worden de benen en armen kouder en veranderen eveneens van kleur.
Het hart en de bloedsomloop komen langzaam tot stilstand. De hartslag wordt trager en zwakker.

Dood

Als de hartslag is weggevallen, de ademhaling is gestopt en de reflexen ontbreken, dan is de dood ingetreden. De pupillen worden wijd en reageren niet meer op licht. Het lichaam verandert van kleur: iemand wordt bleek en het bloed zakt uit naar de laagst gelegen delen van het lichaam. Na twee tot zes uur treedt een verstijving van de spieren op (rigor mortis). Deze verstijving houdt één tot drie dagen aan.

Hersendood

Een onherstelbaar functieverlies van de hersenen en de hersenstam wordt ‘hersendood’ genoemd. Alle hersenfuncties zijn uitgevallen en iemand kan niet meer ademhalen of de bloeddruk of temperatuur regelen. De hersenstamreflexen zijn verdwenen en op een hersenfilmpje (EEG) is geen activiteit meer te zien. ‘Hersendood zijn’ wordt vastgesteld bij iemand met ernstig hersenletsel, zoals na een (auto)ongeluk of een hersenbloeding. Als iemand op de intensive care ligt, wordt de ademhaling overgenomen door beademingsapparatuur. Iemand lijkt te slapen, want de kleur is normaal en ook de hartslag gaat door. Toch is diegene overleden; als de apparatuur stopgezet wordt, stopt ook de ademhaling en de hartslag. Door de beademing worden de organen nog van zuurstof voorzien en zijn deze geschikt voor orgaandonatie .

Na het overlijden

Als de arts de dood en de oorzaak ervan heeft vastgesteld, geeft hij of zij een overlijdensakte af.

Aan familieleden kan de vraag gesteld worden of de overledene zich geregistreerd heeft als donor voor orgaan- en weefseldonatie.

Het is niet altijd duidelijk waaraan iemand is overleden. Als de arts of de familie meer inzicht wil hebben in de doodsoorzaak, dan kan een obductie (ook wel autopsie) wenselijk zijn. Bij een obductie wordt het lijk geopend en onderzocht door een gespecialiseerde arts, de patholoog-anatoom. Obductie kan ook gebeuren voor wetenschappelijk onderzoek of voor transplantatie van één of meer organen. Er is altijd toestemming van de familie vereist, tenzij de overledene dat zelf al had geregeld.

Meer informatie

Informatie over sterven
http://nl.wikipedia.org/wiki/Sterven

Informatie over obductie
www.uitvaart.nl/infotheek/artikelen-en-rapporten/folders-over-obductie/folder-obductie-nabestaanden

Website van de vereniging Vrijwilligers Palliatieve Terminale Zorg
www.vptz.nl/

Informatie over orgaandonatie
www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/orgaandonatie

Over Medicinfo

Medicinfo biedt betrouwbare, actuele informatie over gezond zijn, gezond blijven - en wat u daar zelf aan kunt doen.